uit een plaatselijke krant van 4 april 1979 (klik hier voor de scan van het originele artikel)


Binnenkort oplevering van Huize Kemhem:


De restauratie van een lelijk monument

EDE - Ede kan zich naast veel schone zaken beroemen op het lelijkste monument van Nederland: Huize Kemhem aan de Lunterseweg. Dit gebouw, waarmee Ede de monumentale poedelprijs verdient kwam, om met Edes wethouder van financiën G. W. Bos te spreken, vanwege zijn schamel-neid op de monumentenlijst.
Huize Kemhem werd in 1803 gebouwd. Nederland was in die tijd bezet door de Fransen en het door Napoleon ingevoerde continentaal stelsel mergelde ons land uit. Het was armoe troef in die tijd en er werd weinig gebouwd.
En dat weinige was zo slecht dat bijna alle bouwwerken uit die tijd al zijn gesloopt.
Huize Kernhem bleef overeind, maar vraag niet hoe. Tijdens de restauratie, waaraan nu de laatste hand wordt gelegd, bleek het gebouw geen fundament te hebben. „Het is een wonder dat er in al die jaren niet een groot ongeluk is gebeurd door instorten van de hele zaak”, stelde het gemeentebestuur met schrik vast na deze ontdekking. De laatste jaren stond het gebouw leeg. Weer en wind hadden er vrij spel en de jeugd hielp mee er een puinhoop van te maken.
De restauratie kostte ruim 1,8 miljoen. Het foeilelijke gebouw is door de restauratie geen schoonheid geworden. Het lijkt of het gemaakt is naar een kindertekening. De ramen staan hier en daar ietwat scheef ten gevolge van jarenlange verzakking van de gevel en zijn niet meer in het lood te krijgen gebruik.
Het interieur is al bijna aangepast aan het gebruik: per april vestigt Zomer en Keuning boeken zich in het gebouw. Op 12 april zal het gerestaureerde Huize Kernhem worden opgeleverd.

De eigenlijke voorkant van Huize Kernhem die nu van de Lunterse weg afgekeerd is.
(klik voor vergroting)

In april 1970 kreeg de gemeente Ede Huize Kernhem kado van gravin Gaetani delf' Aquila d’ Arragona-geboren Bentinck. Als voorwaarde stelde de gravin dat er' een „zinvolle bestemming” aan het gebouw zou worden gegeven.
„Een kado met meer last dan gemak”, zegt de heer G. W. Bos, die toen net wethouder van financiën was geworden. En hij was van plan de koorden van de gemeentebeurs strak te houden: „ik ben meteen uitgegaan van de stelling: geen cent aan verdienen, maar ook geen cent er bij”.
En dat is hem gelukt. Zij het dan, dat tiidens het jarenlange uitkijken naar die zinnige kostendekkende bestemming het gebouw steeds ha-velozer werd.
Verschillende gegadigden passeerden te revu. Onder andere de bospraktijkschool te Arnhem en het M.O.K. (melkhygiënisch Onderzoek te Wageningen), dat wel graag in de buurt van het Nizo wilde zitten. Huurder werd tenslotte het boekenbedrijf van uitgeverij Zomer en Keuning uit Wageningen, waarmee sinds ’75 onderhandelingen zijn gevoerd. De gemeente Ede kon toen de kogel door de kerk was tenslotte met de restauratie beginnen en het bedrijfsklaar maken van het gebouw.

REKENSOMMETJE

Het rekensommetje van de wethouder van financiën zag er zo uit: Het rijk betaalt 40 procent van de restauratiekosten, de provincie 10 procent. De gemeente draagt 30 procent bij, een bedrag dat in 25 jaar wordt terugontvangen uit de rijkskas. Als eigenaar moet de gemeente uit eigen middelen 20 procent inbrengen en uiteraard opdraaien voor wat CRM niet subsidiabel vindt, zoals bijvoorbeeld de aanleg van centrale Verwarming. De huur is zodanig bepaald dat de kosten van de gemeente in de loop der tijd terug komen uit de huuropbrengst.

GAMMELE FUNDERING

De jeugd heeft mede bijgedragen aan de deplorabele toestand, waarin het pand verkeerde.

Huize Kernhëm kwam in 1803 in de plaats van een uit de middeleeuwen stammend kasteeltje. Mogelijk heeft op die plaats in nog vroeger tijden een boerderij gestaan.
Het kasteeltje was geen echte „burght”, want het werd omstreeks 1800 zo bouwvallig dat het moest worden gesloopt. De slotgracht werd gedempt en half in en half over de gracht werd het huidige huize Kernhem gebouwd. De Lunterse-weg liep toen aan de andere kant van het gebouw. Daar is dan ook de voordeur met er boven de gevelsteen die uit het kasteel kwam, voorstellende het wapen van de adelijke familie Van Wassenaar, eeuwenlang eigenaar van Kernhem.
Voor de bouw werden de oude stenen van het kasteel gebruikt. Als „fundament” werd puin gebruikt waar een paar houten palen in werden geslagen. In 1816 werd er een spouwmuur van nieuwe stenen aan de buitenkant om het gebouw heen gezet.
Huize Kernhem werd door zijn eigenaars altijd verhuurd, Anna Maria Moens had er van 1818 tot haar dood in 1932 haar bekende kostschool voor jongens tot 12 jaar en „jonge dames”. Het huis was toen al gammel want de kronieken vermelden dat de sneeuw ’s winters door de gesloten ramen woei en vele jongedames van de kostschool bevroren oren opliepen.
Er hadden ergere dingen kunnen gebeuren. Architekt D. Wijma uit , Velp ontdekte bij de beschrijving van het geheel in verband met de restauratie, dat het gebouw al jarenlang op instorten stond vanwege de gebrekkige fundering. De restauratie waar oorspronkelijk 1¼ miljoen voor was uitgetrokken kwam daardoor op ƒ 1.856515,-. De Edese gemeenteraad gaf hiervoor zijn toestemming.
De Edese firma Weijland zorgde voor een stevig fundament. Het gebouw werd als het ware opgehangen in een betonnen geraamte. Nadat deze klus was geklaard werd de eigenlijke restauratie uitbesteed aan de firma Hulshof te Steenderen.

AANKOOP

De gravin bood na de schenking de gemeente het landgoed Kernhem aan voor vier miljoen. Dat betekende dat Ede voor dat bedrag eigenaar kon worden van het Kernhemse en het Edese Bos met een totale oppervlakte van 565 hektare. Daarop staan dan ook nog de boerderijen De. Slijpkruik (inmiddels gerestaureerd), Bouwhuis, Kalverkamp en Engelenhove.
De gemeente hapte graag toe en in april ’70 had de overdracht plaats van het kado Huize Kernhem met opstallen (3½ hektare) en het aangekochte landgoed. Zo bleven Huize Kernhem en het bijbehorende landgoed één geheel. Huize Kernhem bleek al gauw een probleem-kado, zoals iemand bij de gemeente onparlementair uitdrukte: „de luis in de pels van de beer”.

GESCHIEDENIS

De gevelsteen met het wapen van de adelijke familie Van Wassenaar.

Voor CRM betekent Huize Kernhem alleen een prototype van de bouwstijl in de Napoleoontische tijd.
Voor Ede betekent het behoud van Kernhem veel meer, gezien in het licht van de historie.

In 1426 werd Kernhem een „leengoed” doordat de Hertog van Gelre het in leen gaf aan Udo de Booze.
Het goed werd in de loop der eeuwen uitgebreid met grond en boerderijen. Later werd er ook weer bezit afgestoten.

De heren van Kernhem hadden veel te zeggen in deze contreien. Ze kregen in 1607 het erfelijke „holtrichterschap”, waardoor het goed Kernhem oppermachtig werd in Ede. In 1682 werd de heer van Kernhem buurtrichter van de machtige buurtschap Ede-Veldhuizen.

Sinds 1658 was het landgoed in bezit van de adelijke familie Van Wassenaar en bleef dat tot het in 1877 door het huwelijk van Maria Cornelia van Heeckeren van Esssenaar met Willem Carel Philip Otto, graaf Bentinck van Limpurg in bezit kwam van de familie Bentinck.

DOOLHOF

De Van Wassenaars gebruikten bet kasteel niet als woonplaats; ze hadden mooiere kastelen. Waarschijnlijk woonde er een rentmeester en kwam de familie af en toe om te jagen. En later misschien ook om zich te vermaken in de doolhof, die, naar de mode van die dagen, in het begin van de 18-de eeuw werd aangelegd op een heuvel in het terrein, waarschijnlijk een oude grafheuvel.

De weg er naar toe, de Doolhofweg, bestaat nog en in de begroeiing van de heuvel aan het eind van die weg, nu een rustpunt voor wandelaars, kan men nog de oude doolhof herkennen.
Het kasteel raakte steeds meer in verval en in de eerste jaren van de 19-de eeuw liet Jacob Unico Willem van Wassenaar van Obdam het slopen en het huidige Huize Kernhem bouwen.

HUURDERS

Toen de school van Anna Maria Moens werd opgeheven kwam de Amsterdamse bankier Jacob Roos-eboom er tot 1862 wonen.
Later werd het bewoond door mr. De Ridder. Na zijn overlijden bleef zijn weduwe, mevrouw De Ridder-Pierson er wonen. Zij was zeer gezien in Ede omdat ze ,,veel aan barmhartigheid deed”, zonder daarover op de grote trom te slaan. Daarna was Huize Kernhem een tijd bij de landbouwhogeschool in Wageningen in gebruik als logeergebouw.

BENTINCK-BANK

De Bentincks hebben hun uitgestrekte bossen altijd voor vrije wandeling opengesteld. Op St. Hubertusdag (3 november) 1952 werd uit dankbaarheid hiervoor aan Graaf Bentinck van Waldeck-Limpurg, heer van Kernhem, namens de burgerij een bank aangeboden. De stenen bank werd geplaatst in het Kernhemse bos.

SPOOKHUIS

Voor de Edese bevolking was Huize Kernhem de laatste eeuw een spookhuis. Het was er niet pluis, zei men. Er werden allerlei enge geluiden gehoord: zuchten, steunen en klagen.
Men schreef dat op rekening van moord en doodslag, echtscheiding en martelingen, die er vroeger zouden hebben plaatsgehad.
Kernhem had ook zijn eigen spook: de „witte juffer”. Menigeen die met angst of een borreltje te veel in het lijf daar ’s avonds voorbij liep heeft de witte juffer daar zien ronddwalen.
Ze kreeg waarschijnlijk ook wel eens bezoek van de „witte wieven” verderop op de Veluwe, want een paar boeren, die zich eerst moed hadden ingedronken, en vervolgens daar een kijkje gingen nemen, vertelden de volgende morgen aan de ademloos toehorende bevolking dat ze een aantal witte vrouwen rond een houtmijt hadden zien dansen. Tegenwoordig worden er geen spookvrouwen meer gezien. Mogelijk spreekt ook hier de emancipatie een woordje mee.

Een reconstructie van hoe het oorspronkelijke kasteel eruit gezien moet hebben.

KERVENHEIM

De naam Kernhem is heel oud. Er zijn al veel veronderstellingen gedaan over de herkomst van de naam. Eén ervan is dat Kernhem een verbastering is van „Kervenheim”. Deze naam zou verband houden met het feit dat er eens hevig gevochten moet zijn (gekerfd). Een laan achter het huis zou daarvan de naam Bloedallee hebben gekregen, een naam waarvan aan het begin van deze eeuw nog sprake was.

KOETSHUIS

In het ,,koetshuis”, dat bij Huize Kernhem staat, overigens een normale boerenwoning, woonde tot de restauratie „bosbaas” Ossekoppele van Kernhem met zijn gezin. Hij volgde als bosbaas Hendrik Staf op, de vader van de latere minister Cornelis Staf. Hendrik Staf bleef in zijn huis in Ede wonen na zijn pensionering en zodoende kreeg de nieuwe bosbaas het koetshuis als woning.
Eén van de voorwaarden die de gravin stelde bij de verkoop van het' landgoed was, dat het personeel in gelijkwaardige funktie zou overgaan in gemeentedienst. Dat is gebeurd en gemeentelijk bosbaas Ossekoppele woont nu in dorp Ede, want het Koetshuis is nu dienstwoning voor Zomer en Keuning,

OVERDRACHT

Op die gedenkwaardige dag in 1970 dat het landgoed en Huize Kernhem aan de gemeente Ede werden overgedragen waren drie burgemeesters van Ede daarbij aanwezig: burgemeester J. Slot en de oud-burgemeester H. M. Oldenhof en J.G. Boot.
De gemeente kreeg automatisch bij de koop het in 1607 door Karei van Arnhem ingestelde erfelijke „holtrichterschap”. De bijl, met het speciale merkteken waarmee de holtrichter, om fraude te voorkomen, de verkochte bomen placht aan te blessen, was in de loop der jaren zoekgeraakt.
Dr. ir. Van Oosten Slingelandt, de rentmeester die de gravin bij deze gelegenheid vertegenwoordigde, gaf de gemeente een nieuwe hol-trichterbijl kado.

Jo Koops.

Geraadpleegde lectuur: ,,De geschiedenis van Kernhem in vogelvlucht” van S. B. J. de Nijs, archiet-ambtenaar in Ede in de 50-er jaren.